Het meest interessante deel van het opschrijven van een verhaal is de voorfase: dromen, flarden van een beschrijving of een conversatie uitdenken en vooral een beetje wegdromen. Wegdromen doe ik mijn hele leven al (zie tekst hier aan de rechterkant) en ik verheug me op de komende tijd. Ik ben niet aan mijn boek aan het werk, het is weg, anderen gaan nu oordelen en pas daarna kan ik mijn weg, doodlopend dan wel richting uitgever, vervolgen.
Tot ik weet welke weg mijn manuscript verder gaat afleggen mag ik dromen over nieuwe projecten. Het is ideaal droomweer in Nederland. In Frankrijk is het vaker ideaal droomweer, maar dit weekend in Nederland lukt het ook vrij aardig. Boven de twintig graden, weinig wind. Beetje lummelen zou ik vroeger zeggen, maar nu ik ontdekt heb dat het eigenlijk een wezenlijk onderdeel is van een creatief, scheppend proces doe ik het met een stuk minder schuldgevoel. Heerlijk.
Dit weekend D. opgehaald van de zeilschool. Als ouders mag je de laatste ochtend van de zeilweek meevaren op een grote boot om in de verte je kind in een Optimist overstag te zien gaan. Het enige wat je moet doen is zwaaien als ze langskomt. Dat valt nog niet mee, want alle Optimisten lijken op elkaar en alle kinderen ook. Ik zwaai af en toe wat naar iets dat op mijn oudste dochter lijkt en denk ondertussen na over nieuwe plots en wendingen. 'Mijn oom de pornokoning' krijgt vastere vorm en ik bedenk me dat het misschien wel noodzakelijk is dat ik nog een keer naar Australie ga voor extra research. Rotleven zeg, als schrijver.
Dan krijg ik een plets water in mijn gezicht. 'Wakker worden pap' zegt D. lachend. 'Zat je weer te dromen?'
'Nee' zeg ik. 'Ik was erg druk met voorbereidingen voor een nieuw hoofdstuk'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten