Als een huisdier doodgaat worden je opvoedkundige krachten pas echt aangesproken. Een kinderziel kan onherstelbaar beschadigd worden als je het rouwproces verkeerd aanvliegt. Ik zie de tranen biggelen op haar wangen. Laten we het wel in het juiste perspectief zien: Polly is een goudvis, of eigenlijk was een goudvis. Hij ligt op zijn rug en hapt naar adem. Op zijn ruggetje liggen enkele korreltjes goudvissenvoer die mijn dochter hem als troost toegestrooid heeft.
'Het is rot, maar hij is wel heel oud geworden' zeg ik en ze huilt. Het gaat dus om een goudvis, ik knuffel haar en probeer niet te lachen, dat zou echt verschrikkelijk zijn.
'Mag ik mijn boterham eten bij Polly?' vraagt ze.
Ik denk na. Het valt niet mee, ouder zijn, al die beslissingen en wie helpt je erbij? Ik krijg een beeld van een huilend meisje dat naar een lelijke (sorry Polly) stervende goudvis kijkt met een boterham met pindakaas in haar hand.
'Nee, lieverd, laat Polly maar even. Misschien is ze straks wel beter en was even je handen'.
'Nee, lieverd, laat Polly maar even. Misschien is ze straks wel beter en was even je handen'.
'Ze is niet straks weer beter, leugenaar'. Ze huilt nu hardop en terecht, ik loog. Dom, zeggen alle ouders en alle opvoeders en toch doe ik het, dom.
Na het eten wordt ritueel afscheid genomen van Polly. Op een bedje van wc-papier kolkt ze het riool in. Dochterlief is inmiddels wat bedaard, maar met een sip gezicht loopt ze de deur uit.
'Als ze vragen waarom ik verdrietig ben en ik zeg dat mijn goudvis dood is, dan lacht iedereen me uit' zegt ze. Dat denk ik ook, maar een oplossing weet ik niet. Ik ben overvraagd, ook aan mijn pedagogische kwaliteiten komt een eind. Bovendien moet ik nog een goudvissenkom poetsen.
'Ga maar lekker naar school' zeg ik en ze stapt op haar fiets. Als er een buurmeisje langsfietst lacht ze alweer.