Wie denkt dat je niks leert van het liggen naast een zwembad, het plamuren en schilderen van een muur, het couperen van een uitzichtbelemmerende tak, het met je kinderen vissen op zee (oogst dit jaar: twee oneetbare vissen...) of het fietsen naar de top van een pyrenee, die zit ernaast.
Neem mijn buurman. Van hem leerde ik vandaag ‘Management by Pyrenee’. Deze moderne management theorie is zo nieuw dat hij in geen enkel managementboek staat, noch wordt hij onderwezen op enige business school. Het komt erop neer dat je als manager vindt dat je boven op een berg staat (een pyrenee) en dat degene die het werk voor je verrichten diep in het dal op jouw instructies wachten. Deze week maakte ik voor het eerst kennis met de praktijk. De buurman en ik stonden over het tuinhek wat te babbelen over het kabbelen van de 100 meter lager gelegen rivier, toen hij aanbood om het slot van mijn tuinhek open te slijpen. Dit slot gaat open met een reeds lang vergeten cijfercombinatie en het was hem opgevallen dat wij het hek nooit opendeden. Ik nam zijn aanbod aan en toen begon de show. Hij riep ‘Henríííí!!’ en daar kwam Henri aangerend. Na een korte, geschreeuwde instructie sleep Henri mijn slot open.
‘Merci’ zei ik tegen Henri, maar mijn buurman zei niets. Onderdeel van zijn ‘savoir de patronage’ legde hij uit. Ik vroeg door, doorvragen is feitelijk de enige echte vaardigheid die ik bezit, management van mensen is mijn zwakke plek. Onderdeel van zijn wijze van leidinggeven, begreep ik, is het zorgvuldig vermijden van complimenten. Men snauwt, schreeuwt en scheldt naar het personeel, dat is voor iedereen, knecht en patroon, het duidelijkst. Hij somde de voordelen van zijn managementstijl, die ik ter plekke doopte tot ‘management by pyrenee’ voor me op:
- Uw bedienden mompelen en u hoort ze. Als u mompelt verstaan zij niets, geluid draagt slechts naar boven. Wilt u iets terugzeggen, dan gaat u schreeuwen. Mijn buurman schreeuwt de hele dag naar zijn personeel, met verbluffend resultaat.
- U hoeft zich aan geen enkele regel te houden. Er gelden weliswaar wetten bovenop een berg, maar handhaving is onmogelijk. U ziet de politie van verre aankomen en kunt op tijd verdedigingslinies aanleggen. Mijn buurman houdt zich al jaren niet aan regels en niemand maakt hem wat.
- Als het personeel niet doet wat u zegt, kunt u gemakkelijk een steen pakken en gooien. Teruggooien is moeilijker vanwege de op een pyrenee alom aanwezige zwaartekracht. Als het personeel wel doet wat u zegt, maar het pakt verkeerd uit kunt u ook met stenen gooien.
Ik bewonder mijn buurman mateloos. Terwijl ik de afgelopen jaren half werkloos een boek probeerde te schrijven is hij een geslaagd manager geworden, dankzij zijn verbluffend scherpe visie. Hij is al na zeven jaar bouwen zover dat zijn huis bijna af is en weldra zal hij toekomen aan het opruimen van het bouwmateriaal, dat hij voor een deel op mijn terrein heeft geparkeerd.
‘Kent je stijl ook zijn schaduwkanten?’ vraag ik hem. Ik doel op de twee vrouwen die hem de afgelopen jaren hebben verlaten.
‘Nou, ik moet opeens wel hard doormanagen’ legt hij uit. 'Zaterdag komen er mensen mijn huis huren voor de vakantie en links en rechts ligt er nog een detail’
Maakt buurman een grap? Zijn tuin, afgeladen met bouwmateriaal, loopt af in een gevaarlijke afgrond, uit elk raam hangen buizen, draden en andere ondefinieerbare materialen en binnen staan bouwsteigers. Vertrouwt hij niet iets te veel op zijn managementvaardigheden?
Vanavond lag ik naast het zwembad en hoorde ik hem vloeken en tieren. Was dit bewust beleid of liep het uit de hand? Ik keek op van mijn boek, het oersaaie ‘confetti op de dorsvloer’ en zag twee werklieden wat spullen in de achterklep van hun auto smijten en wegrijden. De buurman liep er omheen en schreeuwde ‘plus de sou, comprends? Plus de sou, merde!’. ‘Geen cent meer, begrepen? Geen cent meer, verdomme’.
Terwijl ik dit schrijf is het tien uur ’s-Avonds. De buurman is bezig aan het hek rond zijn tuin. Onder een bouwlamp in de woonkamer zie ik enige onuitgepakte IKEA meubeltjes staan en tussen de emmers opgedroogde stuc staan twee, in doorzichtig plastic verpakte, matrassen. Morgenochtend komen de huurders. Geen probleem, hij heeft zijn onvolprezen managementstijl om op terug te vallen.
Op deze site schrijf ik over mijn persoonlijke belevenissen op weg naar mijn ultieme droom: een Roman uitbrengen. Je helpt me door te reageren en feedback te geven! --- Michiel Cobben ---
vrijdag 30 juli 2010
zaterdag 24 juli 2010
De Catalaan
Halverwege de helling stond hij: de Catalaan. Niet verwonderlijk, ik ben in Catalonie en dan kan het gebeuren dat je iemand tegenkomt die hier geboren en getogen is en dus als Catalaan aangemerkt kan worden. En zeker als je een eindje gaat fietsen door dorpjes waar geen toerist komt, dan neemt die kans toe. Dit was echter niet een Catalaan, dit was dé Catalaan besloot ik. Ik baseerde dat op het stokbroodje onder zijn arm en de langzame doch zelfverzekerde tred waarmee hij zich over de stoep voortbewoog. Ik schatte hem in de tachtig, donkere ogen, doorgroefd gezicht, een sigaret tussen de lippen. Zo’n Catalaan waarvan je achteraf zegt dat je er een foto van had moeten maken. Wat je toch niet durft, want je wilt zo’n Catalaan niet in verlegenheid brengen.
Ik kneep in mijn remmen en vroeg de weg naar Llauro. Ik wist exact waar Llauro ligt. Op mijn fiets heb ik een apparaat gemonteerd dat om de seconde een signaal ontvangt van zeven satellieten, dit vertaalt in een centimeternauwkeurige plaatsbepaling en deze informatie, naast mijn hartslag, snelheid, aantal pedaalslagen per minuut en afgelegde afstand toont op een displaytje dat aan mijn stuur vastzit. Ik wist beter dan wie ook waar Llauro ligt maar wilde in gesprek komen met de Catalaan. Een vuurtje vragen leek me wat vreemd overkomen, de zweetdruppels bungelden aan mijn neus en mijn hartslag was al 42 minuten niet onder de 150 geweest. Dus dan maar de weg.
‘Pardon Monsieur, ou est Llauro?’
‘Hun, sepah millofrang spero?’ antwoordde de Catalaan.
Oeps, ik was vergeten dat echte Catalanen uitsluitend Catalaans spreken en laat dit nou net een van de weinige Europese talen zijn waar ik geen woord van beheers. Ik pakte mijn bidon en nam een paar slokken water.
‘Llauro?’ vroeg ik en ik wees met mijn vinger de verkeerde kant op. Zo gaf ik hem de kans mij de juiste weg te wijzen. Dat zou hem een goed gevoel geven deze Catalaan. Na jaren van onderdrukking door Madrid en Parijs gun je dat zo’n man.
“Auoh?’ vroeg hij.
Ik besefte dat de dubbele L van Llauro in het Spaans en dus waarschijnlijk ook in het Catalaans, uitgesproken wordt met een J.
‘Jauro?’ vroeg ik en ik spelde ‘El, El, A, U, Erre, O.’
Hij keek me aan alsof ik van een andere planeet kwam. Zou deze man eigenlijk wel kunnen spellen? Hij riep nu een andere Catalaan erbij die, tergend langzaam, vanaf de andere kant van de straat kwam aanwandelen. Ik zag dat mijn hartslag terugzakte en ik voelde dat mijn beenspieren afkoelden. Mijn fietsritme was ik kwijt en dat was lastig, want ik moest nog een eindje. Naar Llauro om precies te zijn.
De tweede Catalaan kwam aangelopen, hoorde mijn vraag, wees op een verkeersbord en zei in het Engels.
‘Sir, look at the sign. Llauro is to your left, eleven kilometers after Fourques’
De twee mannen keken elkaar aan en begonnen wat te lachen, om zoveel domheid. Welke gek gaat er in deze hitte in een belachelijke ballenknijper op een fiets zitten en kent de weg niet eens? Ik stapte op en probeerde mijn ritme weer te vinden. Stomme kutcatalaan.
Ik kneep in mijn remmen en vroeg de weg naar Llauro. Ik wist exact waar Llauro ligt. Op mijn fiets heb ik een apparaat gemonteerd dat om de seconde een signaal ontvangt van zeven satellieten, dit vertaalt in een centimeternauwkeurige plaatsbepaling en deze informatie, naast mijn hartslag, snelheid, aantal pedaalslagen per minuut en afgelegde afstand toont op een displaytje dat aan mijn stuur vastzit. Ik wist beter dan wie ook waar Llauro ligt maar wilde in gesprek komen met de Catalaan. Een vuurtje vragen leek me wat vreemd overkomen, de zweetdruppels bungelden aan mijn neus en mijn hartslag was al 42 minuten niet onder de 150 geweest. Dus dan maar de weg.
‘Pardon Monsieur, ou est Llauro?’
‘Hun, sepah millofrang spero?’ antwoordde de Catalaan.
Oeps, ik was vergeten dat echte Catalanen uitsluitend Catalaans spreken en laat dit nou net een van de weinige Europese talen zijn waar ik geen woord van beheers. Ik pakte mijn bidon en nam een paar slokken water.
‘Llauro?’ vroeg ik en ik wees met mijn vinger de verkeerde kant op. Zo gaf ik hem de kans mij de juiste weg te wijzen. Dat zou hem een goed gevoel geven deze Catalaan. Na jaren van onderdrukking door Madrid en Parijs gun je dat zo’n man.
“Auoh?’ vroeg hij.
Ik besefte dat de dubbele L van Llauro in het Spaans en dus waarschijnlijk ook in het Catalaans, uitgesproken wordt met een J.
‘Jauro?’ vroeg ik en ik spelde ‘El, El, A, U, Erre, O.’
Hij keek me aan alsof ik van een andere planeet kwam. Zou deze man eigenlijk wel kunnen spellen? Hij riep nu een andere Catalaan erbij die, tergend langzaam, vanaf de andere kant van de straat kwam aanwandelen. Ik zag dat mijn hartslag terugzakte en ik voelde dat mijn beenspieren afkoelden. Mijn fietsritme was ik kwijt en dat was lastig, want ik moest nog een eindje. Naar Llauro om precies te zijn.
De tweede Catalaan kwam aangelopen, hoorde mijn vraag, wees op een verkeersbord en zei in het Engels.
‘Sir, look at the sign. Llauro is to your left, eleven kilometers after Fourques’
De twee mannen keken elkaar aan en begonnen wat te lachen, om zoveel domheid. Welke gek gaat er in deze hitte in een belachelijke ballenknijper op een fiets zitten en kent de weg niet eens? Ik stapte op en probeerde mijn ritme weer te vinden. Stomme kutcatalaan.
woensdag 21 juli 2010
Eindelijk terug uit Spanje
Er viel even niks te bloggen. Nadat ik de mannen van Oranje had voorbereid op de strijd met de Spanjaard en mij iets te serieus van deze taak had gekweten (ik was het die Mark van Bommel aanzette om de noppen van zijn voetbalschoenen te slijpen tot spijkers en ik heb Nigel de Jong uitgelegd hoe je door een voet op het borstbeen van je tegenstander te planten een wedstrijd kan winnen) was ik even uitgeluld.
We hebben verloren en dat komt door mij. Excuus, ik heb die jonge gasten van het Nederlands Elftal op lopen fokken en het resultaat is bekend. We hebben verloren en erger nog, de hele wereld spreekt schande van ons. 'Niet oranje maar rood' stond er Nota Bene in een Duitse krant. Kan het erger?
Enige bescheidenheid dus van mijn kant, maar vanaf vandaag verandert dat. Mijn pen is geslepen, de inspiratie borrelt weer als vanouds. Dit blog is weer open! Al zal het niet dagelijks zijn, de stukjes komen er weer aan. Een verzoek: ik blijf op de been door commentaar, dus reageer!
We hebben verloren en dat komt door mij. Excuus, ik heb die jonge gasten van het Nederlands Elftal op lopen fokken en het resultaat is bekend. We hebben verloren en erger nog, de hele wereld spreekt schande van ons. 'Niet oranje maar rood' stond er Nota Bene in een Duitse krant. Kan het erger?
Enige bescheidenheid dus van mijn kant, maar vanaf vandaag verandert dat. Mijn pen is geslepen, de inspiratie borrelt weer als vanouds. Dit blog is weer open! Al zal het niet dagelijks zijn, de stukjes komen er weer aan. Een verzoek: ik blijf op de been door commentaar, dus reageer!
zaterdag 3 juli 2010
'Super Sneijder Stopt Samba' en 'Oei Oei Urugay'
De kranten, met name de Engelse, zijn meesters in het verzinnen van pakkende titels. Een echt goede titel voldoet aan de volgende eisen:
- hij is kort, want hoe korter deste groter de chocoladeletters
- er zit een woordgrapje in, bijvoorbeeld 'Arjen Robbed' nadat Arjen Robben onterecht geen penalty kreeg (The Sun)
- hij is dubbelzinning met liefst een seksuele tweede betekenis
In dit kader belde ik gister direct na de wedstrijd met De Telegraaf, de krant van in slaap gesust Nederland en de Wilders stemmers uit de provincie. Ik vertelde hun hoe ik drie dagen lang met sambaballen voor het hotel van de Brazilianen had gestaan, om ze uit de slaap te houden. Als titel suggereerde ik 'Wakkere fan put Brazilianen uit' en of hun chef koppenmaker, op basis van de drie bovenstaande regeltjes, daar even een leuke kop van wil maken. Heel de wereld zal het over De Telegraaf hebben en de drukpersen kunnen overuren maken. Mijn honorarium mag bescheiden zijn, het was voor het goede doel.
'Voor welk Hotel stond u eigenlijk' vroeg een wakkere journalist.
'Het Hilton in Kaapstad' antwoordde ik.
'In dat hotel' werd me uitgelegd 'slapen de Nederlandse journalisten, bondsbestuurders en sponsors. De Brazilianen verbleven in Johannesburg. Goedenavond'
Woest liep ik de sportzaal in waar de Nederlands Elftal spelers zaten. Ik zou ze eens flink de waarheid vertellen, als ze dachten dat ze met me konden blijven dollen, dan hadden ze het mis. Ik schrok want als eerste zag ik Robin van Persie, hij gaf over in een wc pot. En ook Sneijder, van der Vaart en Robben zag ik in die pose. Alle spelers waren of aan het overgeven, of hingen lijkbleek onderuit.
Van Marwijk keek me aan en ik keek terug. Ik realiseerde me direct de situatie: ik was nog de enige fitte speler van de selectie.
Ik bedacht direct een pakkende krantenkop 'Oei Oei Urugay'
- hij is kort, want hoe korter deste groter de chocoladeletters
- er zit een woordgrapje in, bijvoorbeeld 'Arjen Robbed' nadat Arjen Robben onterecht geen penalty kreeg (The Sun)
- hij is dubbelzinning met liefst een seksuele tweede betekenis
In dit kader belde ik gister direct na de wedstrijd met De Telegraaf, de krant van in slaap gesust Nederland en de Wilders stemmers uit de provincie. Ik vertelde hun hoe ik drie dagen lang met sambaballen voor het hotel van de Brazilianen had gestaan, om ze uit de slaap te houden. Als titel suggereerde ik 'Wakkere fan put Brazilianen uit' en of hun chef koppenmaker, op basis van de drie bovenstaande regeltjes, daar even een leuke kop van wil maken. Heel de wereld zal het over De Telegraaf hebben en de drukpersen kunnen overuren maken. Mijn honorarium mag bescheiden zijn, het was voor het goede doel.
'Voor welk Hotel stond u eigenlijk' vroeg een wakkere journalist.
'Het Hilton in Kaapstad' antwoordde ik.
'In dat hotel' werd me uitgelegd 'slapen de Nederlandse journalisten, bondsbestuurders en sponsors. De Brazilianen verbleven in Johannesburg. Goedenavond'
Woest liep ik de sportzaal in waar de Nederlands Elftal spelers zaten. Ik zou ze eens flink de waarheid vertellen, als ze dachten dat ze met me konden blijven dollen, dan hadden ze het mis. Ik schrok want als eerste zag ik Robin van Persie, hij gaf over in een wc pot. En ook Sneijder, van der Vaart en Robben zag ik in die pose. Alle spelers waren of aan het overgeven, of hingen lijkbleek onderuit.
Van Marwijk keek me aan en ik keek terug. Ik realiseerde me direct de situatie: ik was nog de enige fitte speler van de selectie.
Ik bedacht direct een pakkende krantenkop 'Oei Oei Urugay'
donderdag 1 juli 2010
Ze dansen de samba op het sambaballenbal.
Ik hoor er al steeds meer bij, bij dat hele Nederlands elftal gebeuren. Eergistermorgen kwam Bert Van Marwijk zelf naar me toe, een dik boek onder zijn arm.
'Lees dit' zei hij en hij liep weer door.
Een korte opdracht, maar toch, dé bondscoach sprak tegen me, sterker nog, hij gaf me een opdracht. Er is dus sprake, overduidelijk zelfs, van een gezagsverhouding. Ik ben dus officieel erkend medewerker van het Nederlands elftal.
Ik dook het boek in. Het was een taaie verhandeling over de antropologische verschillen tussen de verschillende culturen van Brazilië, geschreven door een hoogleraar te Leiden. 243 pagina's, geen plaatjes. En dat moest ik lezen, terwijl ik op mijn nachtkastje de nieuwste Harlan Coben open had liggen, nota bene op een van de spannendste pagina's.
Maar goed, alles voor het nut van het algemeen. Enkele uren later kwam de bondscoach, met in zijn kielzog de twee assistenten Philip Cocu en Frank de Boer, bij me.
'Gelezen?' vroeg hij.
'Jawel, hooggeëerde heer, bij wie ik me de kleinste mens ter wereld voel en waarbij het een eer is dat ik in zijn schaduw mag verblijven'
'En?' vroeg hij weer.
'En wat?' vroeg ik, ietwat van mijn a propos.
'En wat!' herhaalde hij schreeuwend. 'In dit boek staat het antwoord op de vraag hoe wij de Braziliaan moeten verslaan en het enige wat jij zegt is 'en wat' met je druilerige visseogen en je scheve bleke bekkie.'
Hij pakte het boek, sloeg het ergens in het midden open en wees een zin aan.
'Lees voor, druiloor' zei hij.
'Jawel, heer' zei ik en ik las voor: 'De overeenkomst tussen alle Braziliaanse volken is dat ze van muziek houden, bij voorkeur de samba. Als een Braziliaan ergens de samba hoort, blijft hij het liefst de hele nacht op om te dansen. Dat ze de dag erna moe op het werk verschijnen nemen ze op de koop toe.
Frank de Boer en Philip Cocu haalden ieder een sambabal achter hun rug vandaan en gaven die aan me. De bedoeling was me meteen duidelijk en sinds die tijd sta ik, nu dus al meer dan 36 uur, bij de poort van het hotel waar de Brazilianen slapen met mijn sambaballen te zwaaien terwijl ik zing:
'We dansen de samba, we dansen de samba, we dansen de samba op het sambaballenbal'.
De rest van de tekst is me helaas ontschoten. zodat het wel een beetje saai wordt. Maar ik doe het graag, wetend dat de Brazilianen nu al 36 uur onafgebroken aan het dansen zijn in de lobby, het is immers een samba. Dat ze morgen moe op het veld verschijnen nemen ze op de koop toe, maar ons komt het niet slecht uit.
Op naar de finale, dankzij de samba!
'Lees dit' zei hij en hij liep weer door.
Een korte opdracht, maar toch, dé bondscoach sprak tegen me, sterker nog, hij gaf me een opdracht. Er is dus sprake, overduidelijk zelfs, van een gezagsverhouding. Ik ben dus officieel erkend medewerker van het Nederlands elftal.
Ik dook het boek in. Het was een taaie verhandeling over de antropologische verschillen tussen de verschillende culturen van Brazilië, geschreven door een hoogleraar te Leiden. 243 pagina's, geen plaatjes. En dat moest ik lezen, terwijl ik op mijn nachtkastje de nieuwste Harlan Coben open had liggen, nota bene op een van de spannendste pagina's.
Maar goed, alles voor het nut van het algemeen. Enkele uren later kwam de bondscoach, met in zijn kielzog de twee assistenten Philip Cocu en Frank de Boer, bij me.
'Gelezen?' vroeg hij.
'Jawel, hooggeëerde heer, bij wie ik me de kleinste mens ter wereld voel en waarbij het een eer is dat ik in zijn schaduw mag verblijven'
'En?' vroeg hij weer.
'En wat?' vroeg ik, ietwat van mijn a propos.
'En wat!' herhaalde hij schreeuwend. 'In dit boek staat het antwoord op de vraag hoe wij de Braziliaan moeten verslaan en het enige wat jij zegt is 'en wat' met je druilerige visseogen en je scheve bleke bekkie.'
Hij pakte het boek, sloeg het ergens in het midden open en wees een zin aan.
'Lees voor, druiloor' zei hij.
'Jawel, heer' zei ik en ik las voor: 'De overeenkomst tussen alle Braziliaanse volken is dat ze van muziek houden, bij voorkeur de samba. Als een Braziliaan ergens de samba hoort, blijft hij het liefst de hele nacht op om te dansen. Dat ze de dag erna moe op het werk verschijnen nemen ze op de koop toe.
Frank de Boer en Philip Cocu haalden ieder een sambabal achter hun rug vandaan en gaven die aan me. De bedoeling was me meteen duidelijk en sinds die tijd sta ik, nu dus al meer dan 36 uur, bij de poort van het hotel waar de Brazilianen slapen met mijn sambaballen te zwaaien terwijl ik zing:
'We dansen de samba, we dansen de samba, we dansen de samba op het sambaballenbal'.
De rest van de tekst is me helaas ontschoten. zodat het wel een beetje saai wordt. Maar ik doe het graag, wetend dat de Brazilianen nu al 36 uur onafgebroken aan het dansen zijn in de lobby, het is immers een samba. Dat ze morgen moe op het veld verschijnen nemen ze op de koop toe, maar ons komt het niet slecht uit.
Op naar de finale, dankzij de samba!
Abonneren op:
Posts (Atom)