Haar hand leunde op het plankje bij de mast, hoewel het wel geen plankje zal heten. Het zal wel een stoere naam hebben, een naam die alleen zeilers wat zegt. Roeffuik ofzo. Haar hand leunde op de roeffuik. Ze heeft in haar leven drie keer gezeild, alle drie de keren in een klein bootje op een klein plasje. Nu zat ze voor het eerst op een boot waar meer dan vier mensen tegelijk in konden zitten, ze leunde op de roeffuik met een routine om jaloers op te worden, nog aangemeerd aan de steiger maar klaar om weg te varen op een waterplas waarvan je de overkant maar met moeite kon zien. De zeilen gereefd, de stoere schipper in een felgeel zeilpak. En haar hand op de roeffuik. Wij zijn oude mensen die op de kant naar haar zwaaien. Waarom we nu nog niet de hond en haar kinderachtige zusje in de auto zetten en opdonderen weet ze niet, maar het moet nu wel snel gebeuren.
‘joehoe’ roept mijn vrouw en terwijl iedereen in haar boot naar ons kijkt neemt ze een foto. Ik zal het voor haar opnemen en dadelijk in de auto tegen mijn vrouw zeggen dat dat een aktie was die echt niet kon. Dat ze twaalf jaar is, eigenlijk bijna dertien en dat dat soort dingen gevoelig liggen. Maar dan, een andere boot komt aanvaren en gaat met veel lawaai overstag, iedereen kijkt. Behalve zij, ze laat haar roeffuik los en zwaait naar ons. Heel even maar, niemand ziet het, behalve wij.
‘Kom jongens, we gaan’ zeg ik en we rijden naar huis. Een half uur is het stil en dan zeg ik ‘volgens mij krijgt ze een superleuke week’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten