En wat moet je zeggen nadat je op een regenachtige doordeweekse avond in een hotelbar van een provinciestad een glas bier hebt besteld, een schaaltje met nootjes als bonus erbij hebt gekregen en er iemand naast je komt zitten, twee barkrukken verderop? Hij hoort net als ik niet bij één van de twee groepjes, waarvan het eerste bij de haard zit, ik denk collega's en het andere, ik denk ook collega's, zich vermaken bij het dartbord, wat knap is, want ze beschikken over slechts één dartpijltje.
'Tien!' zou ik tegen hem kunnen zeggen, om er daarna aan toe te voegen dat dit de plek is van Gunfactor op de lijst met bestverkopende managementboeken anno nu, maar dat vind ik een vreemde opening. Hij zou mij terecht voor een zonderling aanzien en besluiten het boek dat hij bij zich heeft in zijn hotelkamer uit te lezen. 'Rapsenbach is een gruike kajoet!' zou ik hem kunnen voorhouden, maar om dezelfde reden doe ik ook dat niet.
En zo is de situatie ontstaan dat we niets tegen elkaar zeggen en beiden naar een samenvatting van het debat Obama-Romney kijken. Een tv met bewegend beeld is een onweerstaanbare magneet voor je ogen, een kauwgum voor je geest. De serveerster schenkt mij een tweede glas bier in en hem een rum-cola. Ik zeg af en toe 'Ja' tegen de televisie als ik het met de politiek analyst eens ben, of 'Nou, dat vind ik overdreven' als ik zijn mening niet deel. Van mijn gesprekspartner in spé nog steeds geen woord. Als de darters hun wonderlijke spel met het dartpijltje staken en naar hun kamers gaan wordt het stil in de bar. Ik laat mijn kamersleutel aan het barmeisje zien en teken een rekening af.
'Nou tabé' zeg ik tegen mijn lotgenoot. 'Obama wint toch wel, dit was een laatste stuiptrekking van Romney' zeg ik, veilig en laf, nu toch al duidelijk is dat ons contact oppervlakkig zal blijven.
'Wie bitte?' zegt de man.
Bij de open haard wordt gelachen, er valt een glas om, ik ga naar bed.